Barok
Rond 1600 ontwikkelt zich in Italië een nieuwe vorm van theater met gezongen tekst. Dit genre wordt aanvankelijk vrij divers benoemd, gaande van “favola” en “tragedia musicale” tot “dramma in musica”, maar krijgt vanaf de 18e eeuw de overkoepelende term “opera”.
Muziek in theater was niet nieuw, maar de combinatie van zang, drama en spektakel was dat wel. Het nieuwe genre belichaamt perfect de nieuwe stijl die vanuit Italië heel Europa verovert: de barok. In die mate zelfs dat opera het meest barokke van alle muziekgenres wordt. Zowel de expressie als presentatie zijn in hun theatrale realiteit zonder meer overweldigend: castraten vertolken hun diepste emoties in tot nu toe ongehoorde, ellenlange melodieën en toneelmachines verbazen het publiek met ongekende visuele effecten. Barokker dan in de opera kan het niet. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de Italiaanse opera heel Europa wist te veroveren.
In tijden waarin er geen opnames beschikbaar waren, zocht met toch naar middelen om de herinnering levendig te houden. Daarom werden de toneelteksten, de libretti gepubliceerd. Het betere libretti bevatte ook afbeeldingen van de decorontwerpen. Voor wie muziek kon lezen, werd ook de muziek uitgegeven. Niet de volledige partituur, en ook niet de recitatieven, maar enkel de “famous airs”, de muzikale hoogtepunten. En enkel ook met een basso continuo of een klavierreductie. Op die manier bleef de publicatie betaalbaar en kon de dilettant toch zijn favoriete nummers spelen, en misschien ook meezingen.