Genres
Het repertoire kan in meerdere categorieën opgedeeld worden. De eerste grote categorie bestaat uit arrangementen van Franse ‘grand opéra’, zoals Guillaume Tell van Rossini en Hamlet van Ambroise Thomas. Uiteraard kon voor een Belgische harmonie La Muette de Portici van Auber niet ontbreken. Niet verwonderlijk dat er twee versies aanwezig zijn.
Het chauvinisme laat zich ook kennen in een aantal Belgische opera’s die gearrangeerd werden, zoals De herbergprinces van Jan Blockx.
Het wekt enige verbazing dat opera buffa en operettes minder talrijk dan de “serieuze ‘grand opéra’ aanwezig zijn in de collectie. Lag de lichtvoetige sfeer van een operette minder goed in het zuidelijke West-Vlaanderen? Hoe dan ook, Offenbach is de best vertegenwoordigde operettecomponist.
De opera-arrangementen beperken zich bijna altijd tot de ouverture of tot een fantasie of potpourri van de meest bekende melodieën uit die opera.
De tweede categorie in het repertoire bestaat uit werken die origineel voor harmonieorkest gecomponeerd zijn. Het zijn overwegend genrestukken. De vaak aantrekkelijke of opvallende titels zijn ongetwijfeld bedoeld om het commercieel succes te verhogen. Titels met verwijzingen naar de realiteit waren ook populair omdat hierdoor de fantasie van de luisteraars en de musici gestimuleerd werd. Dit was zeker het geval met een exotische titel zoals Onder de banaanbomen of het minder exotische werk Le Zizi.
Heel veel van deze werken met evocerende titel zijn ook dansen: van polonaises en walsen tot exotische dansen. Sommige stukken zijn eerder ongewoon in hun combinatie: La Gondole vénitienne van Bauderue is geen traditioneel Italiaans gondellied maar volgens de ondertitel een polka-mazurka.
Een derde categorie zijn composities voor een of meerdere solo-instrumenten met begeleiding van de harmonie. Ze kunnen beschouwd worden als de “concerti” van het ensemble, maar ze verschillen wel van het klassieke concerto omdat ze meestal uit één deel bestaan. Ze tonen evenwel duidelijk aan dat de Poperingse harmonie in staat was om dit virtuoze repertoire kon vertolken.
Het solo-instrument is vaak een cornet, trompet, fluit of klarinet, maar af en toe komen ook minder gebruikelijke solo’s voor, zoals voor tuba. In een aantal gevallen hebben deze ‘concerti’ ook een genretitel gekregen.