De collectie Philip Newman
De collectie Lavergne bevat een groot aantal stukken die afkomstig zijn van Philip Newman. De persoonlijke verzameling van Newman bevatte een groot aantal werken rechtstreeks afkomstig van Eugène Ysaÿe. Newman heeft die werken verworven via Gabriel Ysaÿe (1887-1961), de oudste zoon van Eugène en zelf een professioneel violist.
Dat het handschrift, nu bekend als het “Lavergne-manuscript”, ooit bestaan had, was niet onbekend. Antoine Ysaÿe (1894-1979), zoon van Eugène, vermeldt in het woord vooraf van zijn Historique des six sonates pour violon seul op. 27 d'Eugène Ysaÿe, dat "het schrift met de eerste schetsen werd geschonken aan Philip Newman, ter nagedachtenis van de laatste uitvoering aan het sterfbed van de meester op 11 mei 1931". Terwijl Antoine beschrijft dat Newmans uitvoering van de vierde sonate "Ysaÿes ziel binnenging in het eeuwige mysterie", beweren andere bronnen dat Ysaÿes laatste woorden, ondanks zijn toestand, muzikaal heel accuraat en kritisch waren: “Prachtig ... maar de finale ... een beetje te snel …".
Dat de eerste schetsen van het opus 27 ooit in de handen van Philip Newman gekomen waren, was dus bekend, maar het was een mysterie wat er met de Newmans collectie gebeurd was na zijn overlijden. Er was blijkbaar geen testament en dus gingen zijn bezittingen naar zijn naaste familie, in dit geval zijn zus Pearl (1900-fl.1980) die in Manchester woonden. Net zoals Philip had ook Pearl gestudeerd aan het Koninklijk Conservatorium Brussel.
Philip Newman had de Engelse nationaliteit en er waren aanzienlijke kosten verbonden aan het overbrengen van zijn stoffelijke resten en zijn bezittingen. Pearl schreef in een reeks brieven aan violist Luiz de Oliveira Rebêlo over de erfenis van haar broer. Zo vertelt ze dat hij bij zijn dood 10.500 peseta, 16.000 Belgische frank, 180 dollar en 200 Franse frank op zak had, maar de kosten en openstaande schulden waren aanzienlijk en de bezittingen werden geblokkeerd door het gebrek aan fondsen. De grootste reden tot bezorgdheid was een viool die Isaac Wolfson (1897-1991) aan Philip had uitgeleend, de bekende Guarnerius die ook door Henri Vieuxtemps (1820-1881) bespeeld was. Niemand minder dan Eugène Ysaÿe droeg deze viool op een kussen mee in de rouwstoet van Vieuxtemps.
Rebêlo heeft blijkbaar aan Pearl Newman zijn wens geuit om deze Guarnerius te kunnen bespelen, maar Wolfson wou zijn instrument terug. Pearl schreef aan Luiz: "Daarom houden ze alles tegen, er kan niet veel geld meer zijn om toe te voegen en ik weet zeker dat de Wolfsons dat niet in de weg zullen staan om de viool te krijgen. Begrijp Luiz, dat zij de eerste claim hebben, en de autoriteiten willen dat alles samen met Philips bezittingen wordt overgebracht. Mijn advocaat heeft geschreven dat alleen de viool van hen is, en dat de koffer en de strijkstokken allemaal van mij zijn. Ik heb ook Londen geschreven […] dat de bogen de bezittingen van mijn broer zijn. Geloof me, Luiz, ze zouden het je niet hebben gegeven omdat de viool bij al Philips spullen was. Ze zullen ze niet aan mij geven." Ze sluit deze brief af met "Mijn Philip heeft me achtergelaten met tranen en hartzeer en zorgen."
Er zijn in totaal vier brieven tussen Pearl en Luiz over de nalatenschap van Philip. Er leek iets verdacht aan de hand te zijn, want in één van de brieven zegt ze cryptisch: "Als ons klein plan niet werkte, hadden we niet het juiste kunnen doen: er is alleen Stawens en jij, en Harry, en dat is volgens mij het lot. Laten we daarom rustig blijven." En in echte spionagestijl eindigt ze: "Alstublieft, bestudeer deze brief en vernietig hem."
Hoe en wanneer precies de partituren van Philip Newman bij Josette Lavergne geraakt zijn, is niet bekend. De eerste bevestiging daarvan dateert van 10 jaar na het overlijden van Newman. In 1976 contacteert Luiz Rebêlo de Oostendse violiste: “Josette, ik zou nog altijd graag de vingerzettingen en boogstreken willen van de Chaconne van Bach ; die zit zeker bij de sonates die je hebt en die eigendom waren van de meester [Newman]." In de collectie Lavergne wordt er inderdaad een sterk geannoteerde uitgave van de sonates van bewaard:
Bij de overdracht van de collectie Lavergne aan het Koninklijk Conservatorium Brussel waren een aantal stukken verpakt in papieren omslagen met de initialen L. R. en J. L. De afkortingen zijn duidelijk “Luiz Rebêlo” en “Josette Lavergne”, maar de betekenis ervan is nog onduidelijk. Betekent het dat de collectie van Newman via Rebêlo bij Lavergne afgeleverd is? Of was het mogelijk de wens van Newman dat zijn collectie verdeeld werd tussen Rebêlo en Lavergne? Zo ja, dan betekent het alvast dat het huidige bestand enkel een deel is van Newmans bibliotheek.
De collectie Newman bevat ook veel orkestpartijen en partituren uit het standaard repertoire vioolconcerti, zoals bijv. Max Bruch, Edouard Lalo en Camille Saint-Saëns. De herkomst van deze sets bladmuziek is vaak terug te brengen naar de zoon Gabriel naar Eugène Ysaÿe. Terwijl de partij voor de soloviool vaak ontbreekt, geven de partituren soms wel boogstreken en vingerzettingen weer die mogelijk door Ysaÿe of zijn zoon gebruikt zijn.
Bijzonder boeiend is dat op veel van die orkestpartijen de muzikanten de datum en plaats van uitvoering en hun naam genoteerd hebben. Dit komt vooral voor bij de basinstrumenten. Door een paar van die data te checken, is duidelijk geworden dat deze partituren door Eugène Ysaÿe werden gebruikt tijdens zijn concertreizen in de late 19e eeuw. Sommige bassisten verkenden tijdens de repetities ook hun tekentalenten.
Naast de vele waardevolle stukken, afkomstig van de Ysaÿe-familie, bevat de collectie ook vioolpartij in het handschrift van César Thomson, één van Newmans leraars. Het is een arrangement door César Thomson van de Duiveltrillersonate van Tartini.